De derde ronde leverde weinig verrassing op. Voor de bovenste plaatsen speelden Maarten Vroegindeweij met wit tegen broer Wouter. De witspeler wist halverwege de partij een pion te winnen, maar werd later gedwongen zijn dame van de diagonaal te halen waarmee zijn toren niet meer werd gedekt. Na dit torenverlies gaf Maarten zich direct gewonnen. Jan Blok was voor het eerst weer van de partij, maar had zijn vorm niet meegenomen. Tegen Remco de Zwart gaf hij pardoes zijn dame, en daarmee de partij, weg. Hans Geerling speelde zijn opening slordig en tegenstander Ad Voerman wist al vrij snel de f-pion te winnen. Daarna speelden beide schakers de partij zorgvuldig en het eindspel bleek remise. Hugo van Elteren kreeg in zijn partij tegen Martijn Vroegindeweij een stelling waarbij al zijn stukken gericht waren op de koningstelling van zijn tegenstander. Dit was uiteraard niet te houden en ondanks verwoede pogingen, moest Martijn de strijd staken. Zowel Dick Molenaar als Andre Nieuwlaat lieten in hun partijen tegen Mart Jan Luteijn en respectievelijk Marcel de Haan een stuk pennen. Mart Jan won een vol stuk en daarmee ook de partij, terwijl Marcel de Haan de kwaliteit won. Het daarop volgende eindspel speelde hij rustig uit en ook hij wist te winnen.